Het is leuk om iets te weten of te kunnen wat weinig anderen kunnen of weten. Het geeft een zekere macht. Je kunt er anderen mee verbluffen, overtroeven of te kakken zetten. Het kan zich ook tegen je keren, bijvoorbeeld als je in het gevlei wil komen bij de leraar, maar je je daardoor vervreemdt van je klasgenoten.
Klakkeloos op je trucje vertrouwen maakt je ook kwetsbaar. Stel dat het ineens niet meer werkt en je hoort ineens het natuurijs van je zelfvertrouwen kraken…
Mijn trucje leerde ik in een lesuur Latijn. De docent, Maarten Etmans, was een imposante verschijning met vervaarlijke donkere wenkbrauwen en een enorme baard. Kleedde zich in dikke vesten, bruine corduroy broeken en sandalen met wollen sokken. Tijdens proefwerken boog hij zich over enorme schaakboekwerken, als hij niet met half dichtgeknepen ogen rondloerde of een van ons spiekte.
Hij speelde met ons bleue gymnasiastjes als een sluwe vos met een veldmuis. Hakkelde je een fout antwoord, dan noemde hij je in een milde bui `konijn’. Anders bleef hij je onbeweeglijk aanstaren tot je niet meer wist waar je het zoeken moest van de zenuwen. Er zijn er in huilen uitgebarsten.
Een van mijn klasgenoten, een tengere studiebol, kreeg ooit de hik bij een mondelinge overhoring. Etmans was in een goede stemming en liet bij de conciërge een glas water en een tafelmes halen. Hij zette het mes met het lemmet naar beneden in het glas en beval het arme slachtoffer het in één teug te legen. Het konijn dronk, het heft tegen zijn wang gedrukt. Meteen was hij miraculeus van zijn hik genezen!
Ik heb sinds mijn dertiende tientallen malen deze remedie aanbevolen als iemand de hik kreeg. Doorgaans reageerde men sceptisch – `dat werkt toch nooit?’ – of probeerde men de psychologie erachter te duiden – `ah, dus je concentreert je op dat mes, niet meer op je hik’. Maar het mes in het glas water werkte altijd, elke keer weer. En bij elke keer groeide het vertrouwen in mij, het overwicht van mijn kennis. En elke keer straalde ik dat vertrouwen meer uit.
Totdat het me ontglipte… Het was een prachtige zomeravond, een bruiloftsfeest waar ik speelde met mijn jazztrio. De pianist had last van een hardnekkige hikaanval, dus ik pochte bijna achteloos met de methode-Etmans. Hij twijfelde, maar liet zich toch overhalen. Mijn hart zonk in mijn schoenen, toen 10 seconden na het ledigen van het glas het middenrif van de pianist zich weer eigenmachtig samentrok, waarop de strotklep hard sloot: HIK! Vijf minuten later hikte hij nog steeds. Ik was ontmaskerd, een kwakzalver. Quod erat demonstrandum.
Als ik mezelf nu op de divan leg, zie ik een schuchtere puber, geïmponeerd door een oudtestamentische halfgod, wiens autoriteit pas na decennia zo was afgezwakt dat het placebo-effect van zijn hikkuur niet meer geloofwaardig was.
Jammer voor de pianist en andere, toekomstige hikkers, dat dan weer wel: ik zal nooit meer op de truc vertrouwen.
20170528
en paar jaar geleden vond Geert Wilders de Koran `erger dan Mein Kampf’ (en ik vermoed dat hij sindsdien niet van mening is veranderd). Weldenkend Nederland was ontzet: je kunt de Koran toch zeker niet met Mein Kampf vergelijken?! Eh… jawel hoor, en daar is op zich niets mis mee. We vergelijken allemaal.
SIS is een zionistisch complot om de islam te demoniseren. Dit wordt nog door velen betwist, maar deze waarheid laat zich op internet de mond niet snoeren. Uiteindelijk wordt dit de algemene mening en daarmee een onweerlegbaar feit. Kennis is kneedbaarder dan ooit.
agobert kende ik als jong kind enkel als de gierige oom (Engels: Scrooge McDuck) van Donald Duck, held van mijn vrolijke weekblad. Toen ik later door een geschiedenisboek bladerde en las dat er ook een Frankische koning Dagobert was, stond ik versteld. `Geboren in Épinay-sur-Seine, 603.’ Zou deze ook slobkousen – magisch onbekende kledingstukken – hebben gedragen?
zelf het gevoel dat Leonardo hier probeert over te brengen.
tel, je vergelijkt onze taal met het heelal – en de woorden die we gebruiken zijn sterren en planeten – dan is er nog een heleboel `donkere materie’, woorden die we niet kunnen waarnemen, maar wel bestaanbaar zijn.
aak zijn woorden en uitdrukkingen niet meer dan vervoermiddelen voor je gedachten. Je luistert er niet eens meer naar: je praat alsof je fietst. Gelukkig maar. Zou je aan elk woord blijven hangen, dan zou elke gedachtegang behoorlijk tijdrovend worden.
e haalt de trein op het nippertje, sollicitatiegesprek om half 10 in Den Haag. De deuren sluiten achter je en de trein trekt op, richting Amsterdam. Je had die van spoor 7 moeten hebben, niet die van spoor 5. Waar is spoor 6 trouwens gebleven?
ylvia Kristel
nna van Schurman
arel Doorman
et was zo’n goed voornemen: elke week een blog schrijven, maar na een gloedvolle start is het je na een tijdje toch weer wat ontglipt. En nu staar je naar een leeg scherm en vraag je je af hoe dat ook alweer gaat, schrijven. Herken je dat?
rme Zamenhof. Met de beste bedoelingen stelde hij het Esperanto samen. Een kunstmatige taal, makkelijk te leren, regelmatig, de gedroomde overbrugging tussen volken, culturen. Nooit meer geworden dan een curieus stukje huisvlijt, gekoesterd door wereldvreemde idealisten.
ls je je boodschap aan een groot publiek wilt overbrengen, dan moet je helder en eenvoudig zijn. Daar is al een paar jaar een keurmerk voor: het Europees Referentiekader voor de Talen. Het omvat zes niveaus van taalvaardigheid, van heel laag (A1) tot heel hoog (C2).
r zijn mededelingen die maar een fractie tonen van de eigenlijke boodschap, zoals een ijsberg maar voor klein deel boven de waterspiegel uitsteekt:
én gratis gadget in elke verpakking!
Je bent een dief van je eigen portemonnee als je deze aanbieding laat liggen.’ Deze oubollige, maar effectieve drogreden kennen we van de markt. Van wie steel je? Van jezelf. Bij wie komt de buit terecht? Bij diezelfde talige schizofreen dus.
`Vandaag scheurde ik uit mijn broek, kookte de melk over en is de kat doodgegaan!’
ie ben ik? Ik noem me Roeland. Iedereen die Nederlandstalig is, noemt me Roeland. Maar die e is lang, lang geleden achter de o gezet om aan te geven dat je een korte klinker verlengt. Je ziet dat in middeleeuwse namen als Maerlant (aa) en Blancefloer (oo). Fijn en leuk om te weten als je een gruwelijk kantoorgebouw als Janssoenborch in moet. Je ziet het verschijnsel nog steeds, ook in modern Nederlands: de e achter de i, niet?